Wetenschap is net topsport, je kunt wel doen alsof het niets met politiek te maken heeft, maar dat is onzin
Verschenen in Trouw, 13 maart 2022
Wanneer heb ik voor het laatst contact gehad met een Russische wetenschapper? Ik kan het me niet herinneren. Het zal in ieder geval buiten Rusland geweest zijn; ik ben nooit in Rusland geweest voor werk, enkel voor vakantie. Hoogtepunt van die vakantie was overigens ons bezoek aan het Museum voor Hygiëne in Sint Petersburg, alwaar, ik verzin dit niet, de hond van Pavlov staat opgezet. Of beter: ‘een hond’, want hij had er meerdere. Die hond is overigens een beetje een sideshow; het museum, opgericht in 1919, gaat vooral over hoe je voor je lichaam zou moeten zorgen, destijds in veel landen een populair tentoonstellingsthema.
Er staat bijvoorbeeld een vitrine met afschrikwekkende wasmodellen van geslachtsziekten. En een vitrine vol foetussen, waarvan de begeleidende tekst als strekking had: ‘Kijk! Wat een wonder! Zo ver ontwikkeld al! Maar realiseert u zich wel dat je bij deze termijn nog abortus mag plegen?!’ Geen wonder, bedenk ik nu, dat ze bij Forum voor Democratie zo dol zijn op Rusland.
Maar goed, dat allemaal terzijde, ik had daar in Rusland dus geen contact met Russische wetenschappers. Buiten Rusland heb ik er vast wel eens één gesproken op een conferentie, maar nauw samengewerkt met Russen heb ik nooit. En dat gaat voorlopig ook niet meer gebeuren, want alle Nederlandse universiteiten bevriezen de samenwerkingsverbanden met Rusland en Wit-Rusland.
Dat betekent bijvoorbeeld dat we geen subsidiegeld meer naar Rusland sturen, dat studenten er niet meer op uitwisseling mogen, dat er geen datasets meer gedeeld worden, dat we geen congressen meer organiseren samen met Russische instellingen.
Maar het betekent niet dat we helemaal niet meer met Russische wetenschappers mogen praten. Alle formele en institutionele banden worden doorgesneden, maar er blijft nadrukkelijk ruimte voor individueel contact: universitaire medewerkers krijgen ‘alle ruimte’ om bestaande persoonlijke contacten voort te zetten ‘waar dat passend is’. Want, benadrukken de universiteiten in hun verklaring, veel Russische en Wit-Russische academici hebben zich uitgesproken tegen Poetins invasie. Dat vergt veel moed, en verdient steun, geen uitsluiting. Om die steun te kunnen bieden, mogen bestaande contacten worden voortgezet.
Eén van die Russische academici die oorlog openlijk afkeuren is de politicoloog Ilya Matveev. Zijn omslagfoto op Twitter: een kleurig geborduurd ‘Fuck War’. Seije Slager citeerde hem vorige week in deze krant, in een artikel over de zin van de boycots van Russische kunstenaars, sporters en wetenschappers. Matveev is woest over die boycots. Dat is voorstelbaar: hij protesteert in Sint Petersburg op straat tegen de oorlog, wordt achterna gezeten door politie, komt thuis, en vindt in zijn inbox een stapel mails van academici uit heerlijk veilige landen die melden dat hij niet meer in hun commissie mag zitten, bij hun genootschap mag horen, of op hun congres mag komen omdat hij uit Rusland komt.
Het onderscheid tussen ‘institutionele’ en ‘persoonlijke’ banden overtuigt hem niet. Wetenschappers kunnen hun werk niet doen zonder de instituten (alleen al omdat ze dan geen studenten zouden hebben om te onderwijzen), dus wie de instituten isoleert, isoleert ook de individuele academici.
Daar zit wat in. Tegelijkertijd is wetenschap net topsport: je kunt wel doen alsof het niets met politiek te maken heeft, maar dat is onzin. Wetenschap en politiek zijn met elkaar verbonden. Een Russische universiteit is niet alleen een verzameling wetenschappers, het is ook een element van de totalitaire Russische staat, ook al zouden veel van die wetenschappers dat graag anders zien. Vanuit dat oogpunt zijn institutionele sancties te verdedigen — zeg ik heel makkelijk vanachter mijn comfortabele Nederlandse bureau.
Rusland veroordelen is simpel. Veel lastiger is het om Rusland te veroordelen en tegelijkertijd de Russen te steunen in hun verzet tegen Poetin. De universiteiten proberen dat nu te doen door formele banden te verbreken maar persoonlijk contacten voort te zetten. De vraag is: is dat genoeg?