Weer laat de overheid de gezondheidskloof groeien
Verschenen in Trouw, 9 april 2022
Voor Europeanen is cholera een negentiende-eeuws verschijnsel. De eerste grote cholera-epidemie in Nederland was in 1832-1833; de laatste in 1866-1867. Die epidemieën zijn goed gedocumenteerd, want tellen, meten en beschrijven was het raison d’être van de negentiende-eeuwse wetenschapper. Medici maakten cholerakaarten, stadsplattegronden waarop elk sterfgeval werd ingetekend. Wie die kaarten bekijkt, ziet meteen waar de meeste slachtoffers vielen: in de armste wijken. Op een Utrechtse kaart uit 1866 kleurt Wijk C rood; op een Amsterdamse kaart uit datzelfde jaar de Jordaan.
Negentiende-eeuwse artsen zagen dat ook. Medisch historicus Eddy Houwaart citeert ze in zijn boek De Hygiënisten. Johannes Willem Schick, bijvoorbeeld, schreef in 1852 over Den Haag: ‘Zeer ongelijk deed zich de cholera hier gevallen. Terwijl de straten door rijken en welgestelden bewoond bijna geheel verschoond bleven, werden eenige der wijken waar arbeiders en minvermogenden de meerderheid uitmaken, hevig geteisterd.’ En geneeskundig inspecteur Levy Ali Cohen, in 1850: ‘Letten wij op deze voorbeschiktheid van personen en plaatsen voor de ziekte, dan moet reeds de alom bevestigde daadzaak, dat de cholera verreweg de meeste harer offers kiest onder de schamelijke bevolkingen, vooral van de grootere steden, tot nadenken wekken. Er is geen twijfel mogelijk dat het hier om “sociale epidemieën” gaat.’
Een groep artsen, de hygiënisten, probeerde daarom de overheid te overtuigen de leefomstandigheden in de volksbuurten te verbeteren, door goede drinkwatervoorziening en fatsoenlijke riolering aan te leggen. Maar de landelijke overheid wilde provincies en gemeentes niets opleggen, en provincies en gemeentes deden het niet uit zichzelf, dus er gebeurde weinig.
We zijn ruim anderhalve eeuw verder, maar veel is er niet veranderd. Goed, cholera hebben we niet meer, en riolering is er inmiddels toch overal gekomen. Maar bij epidemieën zijn het nog steeds de zwakste schouders die het zwaarst getroffen worden, en we zitten nog steeds met een overheid die daar weinig aan doet.
Vorige week becijferde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat arme mensen jonger dan 70 in het eerste coronajaar bijna vier keer meer kans hadden om te overlijden aan corona dan hun rijkste leeftijdsgenoten. Wie arm is, heeft vaker een baan waarin thuiswerken niet kan, of niet mag van de baas; woont in een kleiner huis, waarin zieke gezinsleden zich niet makkelijk kunnen isoleren en anderhalvemeter-verjaardagen niet realistisch zijn; is vaker afhankelijk van het openbaar vervoer; en heeft, onder andere door chronische stress, gemiddeld genomen sowieso al een slechtere gezondheid, wat extra kwetsbaar maakt voor corona.
Allemaal problemen die je in je eentje niet makkelijk oplost, net zoals een negentiende-eeuwse volksbuurtbewoner niet zelf de lekkende beerputten door riolering kon vervangen. Hier ligt een taak voor de overheid.
Maar de overheid vertikt het. De ‘Lange termijn aanpak Covid-19’ waar het kabinet vorige week mee kwam, draait om één ding: eigen verantwoordelijkheid. ‘Jij bent zelf het beste in staat om jezelf en anderen te beschermen’, zo omschrijft het strategiedocument de nieuwe communicatielijn.
Huisarts en hoogleraar gezondheidsverschillen Maria van den Muijsenbergh legde maandag in deze krant uit waar dit liberale wensdenken toe leidt: de gezondheidskloof tussen arm en rijk groeit verder. Met eigen verantwoordelijkheid kun je niks als je als arbeidsmigrant in een overvol vakantiehuis woont, van waaruit je in afgeladen busjes naar slachthuis of distributiecentrum vervoerd wordt waar ‘thuisblijven bij klachten’ niet geaccepteerd wordt door de baas. En ook niet als je geen geld hebt voor zelftesten, als je overheidsbrieven over vaccinaties niet begrijpt of als je als toeslagenouder met een uit huis geplaatst kind zoveel chronische stress hebt dat je de energie niet hebt om je te verdiepen in corona-adviezen.
In al die situaties ben jij helemaal niet degene die jezelf het beste kan beschermen – dat is de overheid. Die kan ervoor zorgen dat iedereen, arm én rijk, beschermd wordt. Jammer dat ze dat niet wil.