Wat hebben ze eraan, in Rafah?
Verschenen in Trouw, 11 mei 2024
De demonstratiebereidheid onder studenten is groter dan ooit, las ik ergens. Dat lijkt me historisch twijfelachtig – 1968, iemand? – maar dat er op de universiteit meer gedemonstreerd wordt dan een jaar of twintig geleden, lijkt me correct.
Begin deze eeuw, toen ik zelf studeerde in Utrecht, kwam het niet in ons op om een universiteitsgebouw te bezetten. Als we al demonstreerden, dan was het elders. Op de Dam bijvoorbeeld, tegen de Amerikaanse inval in Irak. Waar we overigens niet állemaal tegen waren; ik herinner me een medestudent die er juist enthousiast op reageerde, want ‘ik heb het hier nu goed en dat wil ik graag zo houden’. Toen ik tien jaar geleden terugkwam in Utrecht om er te werken, was de actiebereidheid gegroeid. In 2015 bezetten Amsterdamse studenten het Maagdenhuis. Ze wilden de universiteit hervormen. Hun energie verspreidde zich over het land, en ook hier in Utrecht zaten we met studenten en medewerkers samen te discussiëren over hoe het allemaal anders moest. Bij zo’n bijeenkomst suggereerde een medewerker dat het tijd werd voor wat radicalere acties dan een lezing hier en een debatje daar. Hij zag daar een rol voor de studenten – die hebben toch geen hypotheek of vast contract, zal hij erbij gedacht hebben. Een studente reageerde enthousiast, en verklaarde in goed academisch Nederlands: ‘I want to be as radical as possible; just tell me what to do.’
Ik hoor het de huidige studenten nog niet zeggen; zij hebben geen medewerkers nodig om ze te vertellen hoe ze actie moeten voeren. In Amsterdam en Utrecht bezetten ze afgelopen week zonder moeite universiteitsterreinen. In Utrecht was het de binnenplaats bij de universiteitsbibliotheek.
Dinsdagmiddag sloegen actievoerders er hun kamp op. Ze zetten tentjes neer, hingen Palestijnse vlaggen in de bomen, plakten activistische stickers op de afvalbakken en maakten hun eisen duidelijk: de universiteit moet alle banden verbreken met Israëlische instellingen. De sfeer was, volgens het universiteitsblad, ‘gemoedelijk’.
Maar nog dezelfde avond werd het plein ontruimd door de politie. De sfeer was grimmiger geworden, de toegangspoort was gebarricadeerd, de veiligheidsrisico’s werden te groot, aldus het universiteitsbestuur.
De volgende ochtend liep ik door de universiteitsbibliotheek, en vroeg me af wat ik ervan moest vinden. Een groepje studenten keek door het raam naar de beveiligers die de binnenplaats opruimden. ‘Het lijkt net een festival, met die tentjes,’ zei één van hen. Wat zou er met die tentjes gebeuren, vroeg ik me af. Voorlopig werkten de opruimers er netjes om heen. Zouden de actievoerders ze die middag kunnen komen afhalen? Of zouden ze uiteindelijk toch de container in gaan?
Ik zag onze bestuursvoorzitter, Anton Pijpers, het terrein oplopen. ‘Het voelt als verlies’, had hij ons eerder die ochtend gemaild. Het universiteitsbestuur had liever gehad dat het protest ‘zonder politie-inzet was geëindigd’, maar er waren ‘serieuze zorgen over de veiligheid’. De demonstranten zien dat anders. Volgens hen was de demonstratie vreedzaam, en de politie-inzet onterecht. Terwijl ik dit schrijf, kondigen ze nieuwe acties aan – mogelijk heeft u er in de krant van vrijdag over gelezen.
In de bibliotheek dacht ik aan de Maagdenhuisbezetting van 2015. Zes hele weken konden de studenten toen blijven zitten voordat er ontruimd werd. En die ontruiming werd vooraf aan de rechter voorgelegd, en goedgekeurd.
Maar ja, de veiligheid.
Ik keek nog maar eens naar de binnenplaats. Anton Pijpers was verdwenen. De tentjes stonden er nog. Een beveiliger trok een Palestijnse vlag uit een boom. Palestina. Gaza. Wat schoten ze daar met dit alles op? Met het protest, met de politie-inzet, met mijn overpeinzingen, met nieuwe demonstraties?
Niets, natuurlijk.De schrijnendste zin in de mail van het universiteitsbestuur ging over Gaza. ‘We hopen dat dit conflict zo snel mogelijk eindigt’, schreef het bestuur. Geen actievoerder zal het ermee oneens zijn.
Maar van hoop kunnen ze in Rafah niet leven.