Voortaan allemaal omkleden voor de promotie
Verschenen in Trouw, 7 oktober 2023
“Waarom mogen alleen de mannen een toga aan?” Het was een familielid van de jonge doctor die het vroeg. Die jonge doctor had zojuist succesvol haar proefschrift verdedigd. Zo’n verdediging is niet alleen een feestje, maar ook een serieuze academische aangelegenheid. Om dat te onderstrepen dragen de experts die de promovenda ondervragen een toga. Althans, een deel van die experts: de hoogleraren. De andere leden van de zogeheten promotiecommissie mogen dat niet, ook al zijn zij net zo goed wetenschappers, en weten ze net zoveel, of zelfs meer, van het onderwerp af.
De laatste jaren wordt er steeds meer gemord over die toga’s; zelf heb ik me er op deze plek ook al meermaals over beklaagd. De toga’s creëren onnodige hiërarchie, omdat ze suggereren dat de hoogleraren in de commissie belangrijker zouden zijn dan de rest. En als je pech hebt, zoals de jonge doctor hierboven, visualiseren ze en passant ook nog even het glazen plafond.
Maar die hiërarchie is er helemaal niet, zeggen hoogleraren soms, we nemen de commissieleden zonder toga net zo serieus, hoor. Misschien. Ze proberen het vast. Maar ga maar eens togaloos in de commissiekamer zitten wachten terwijl de rest van de commissie om je heen druk is met toga’s aantrekken en befjes omdoen. In mijn ervaring bekruipt je dan toch het gevoel dat je er net iets minder bij hoort dan de rest. Wat nog versterkt wordt doordat het nooit de commissieleden mét toga zijn die door de voorzitter gevraagd worden om nog even snel in de zaal te checken of de microfoons het echt wel doen.
Waarom toga’s voorbehouden zijn aan hoogleraren is moeilijk uit te leggen. Zo moeilijk zelfs dat we er bij buitenlandse commissieleden meestal maar helemaal niet aan beginnen: die mogen dan wél een toga aan, of ze nu ‘full professor’ zijn of niet. Dat zijn ze meestal ook zo gewend, want Nederland is één van de weinige landen, zo niet het enige, dat zo ingewikkeld doet over wie wat wel en niet aan mag trekken. Als ik in België in een promotiecommissie zit, mag ik, net als de rest, in toga. Maar hier dus niet.
Tot vorige week. Want toen maakte mijn eigen universiteit bekend dat bij ons in Utrecht voortaan álle commissieleden een toga mogen dragen. Want, zo lichtte de universiteit toe, alle leden van een promotiecommissie hebben tijdens de plechtigheid dezelfde rol; alle vragen wegen even zwaar. Bij dat bericht zwol mijn hart toch even op van trots: mijn universiteit! Dit soort besluiten maakt waarom ik in Utrecht werk, en niet elders. (Dat, en het feit dat dit de eerste en vooralsnog enige universiteit is die mij ooit een vast contract aangeboden heeft.)
In het persbericht werd de rector geciteerd: “De promotieplechtigheid biedt een kans om uit te drukken dat we personeelsleden erkennen en waarderen op basis van hun inhoudelijke inbreng, en niet hun formele positie.” Een uitspraak naar mijn hart, natuurlijk. En revolutionairder dan het lijkt, want, anders dan u wellicht verwacht, wordt er aan universiteiten nog vrij veel ge-erkend-en-waardeerd op basis van formele positie in plaats van op basis van inhoudelijke inbreng.
Maar in Utrecht nu dus niet meer. Bij promoties althans, want in hetzelfde persbericht liet de universiteit weten dat bij alle andere academische plechtigheden wél alleen hoogleraren een toga aan mogen. Je moet het ook niet te gek maken, natuurlijk. En misschien hébben hoogleraren bij, zeg, de opening van het academisch jaar ook wel een andere inhoudelijke inbreng dan hun collega’s.
Belangrijker nog: juist het feit dat de Utrechtse vernieuwing zich beperkt tot promotieplechtigheden maakt het voor andere universiteiten alleen maar makkelijker om dit lichtend voorbeeld te volgen, of zelfs te overtreffen.
Ik ga mijn toga vast bestellen.