Vaccins moeten we delen, maar niet uit eigenbelang
Verschenen in Trouw, 1 mei 2021
‘Het is pas over als het voor iedereen over is’, zei viroloog Marion Koopmans afgelopen maandag in Trouw. Ze had het over de pandemie natuurlijk, en over de noodzaak wereldwijd te vaccineren. Je hoort het vaker, binnen en buiten de wetenschap: niemand is veilig totdat iedereen veilig is.
Het idee daarachter is dat alleen wereldwijde vaccinatie ons echt kan beschermen tegen het coronavirus. Zolang er grote gebieden zijn waar de vaccinatiegraad laag is, kan het virus daar blijven rondhangen en veel besmettingen veroorzaken. Hoe meer besmettingen, hoe meer mutaties, hoe groter de kans dat daar een vervelende mutatie tussen zit waartegen de huidige vaccins niet goed werken. En zodra die mutatie zich over de wereld verspreidt, begint alles voor iedereen van voren af aan.
Op dit moment wordt vooral in de rijkere landen volop gevaccineerd. Slechts 0,2 procent van alle prikken werd in arme landen gezet – alle beloftes over eerlijke verdeling ten spijt. Dat moet natuurlijk anders, maar benadrukken dat wij niet veilig zijn zolang zij niet gevaccineerd zijn, lijkt me niet de juiste weg.
Hoe we onze vaccins moeten verdelen is een morele vraag. Maar het antwoord ‘we moeten wereldwijd vaccineren om gevaarlijke mutaties te voorkomen’ gebruikt een epidemiologisch argument. Zo maak je van een morele vraag een wetenschappelijk probleem.
Dat lijkt misschien een aantrekkelijke manier om ook mensen te overtuigen wier morele solidariteit ophoudt bij, of zelfs voor de landsgrens. Immers, door de virologie en de epidemiologie erbij te halen, hoeven we mensen niet meer aan te spreken op hun morele plicht, maar kunnen we gewoon wijzen op hun eigenbelang: als we daar vaccineren, kunnen we hier op het terras zitten, met bitterbal en al.
Ja, dat kan. Maar wat doen we dan als de wetenschappelijke inzichten veranderen? Als we manieren vinden waarop wij zelfs na zessen bitterballen kunnen eten zónder dat we onze vaccins hoeven te delen? Dan, zo betoogde socioloog Zeynep Tufekci onlangs in een blog, stort het hele niemand-veilig-argument in elkaar.
En dat zou zomaar kunnen gebeuren. Er zijn volop voorbeelden van infectieziekten die in rijke landen nauwelijks nog voor problemen zorgen, en in arme landen wel. Mazelen bijvoorbeeld: ruim 200.000 doden wereldwijd in 2019, maar in landen waar vrijwel alle kinderen ingeënt worden, zoals Nederland, komt de ziekte nauwelijks voor. Of tuberculose: vierduizend doden per dag, maar in Nederland krijgt bijna niemand tuberculose. Door screening van risicogroepen en bron- en contactonderzoek dammen we de ziekte in tot ongeveer 800 gevallen per jaar, die we ook nog eens goed kunnen behandelen.
Zulke oplossingen zouden ook kunnen werken voor Covid-19. Stel, het lukt vaccinfabrikanten hun vaccins snel genoeg aan te passen als er al te resistente virusvarianten opduiken. Als we in Europa dan blijven vaccineren en daarnaast reizigers screenen en bij elke besmetting bron- en contactonderzoek doen, zouden we zomaar hier veilig kunnen zijn terwijl in landen met minder geld voor vaccins heel veel mensen onveilig zijn.
Mooi, zegt de terraszitter dan, niks meer aan doen. We moesten toch in die verre landen vaccineren omdat we anders misschien hier last zouden krijgen van rare mutanten? En dat is zo toch ook opgelost? Doe mij nog maar een tapbiertje dan.
Dat krijg je ervan, als je morele vragen verandert in wetenschappelijke problemen. Dan wonen er in andere landen geen mensen die je kunt helpen, maar virusbronnen die je moet beheersen. En dan lijkt het probleem opgelost zodra die virusbronnen onder controle zijn, op wat voor manier dan ook.
Natuurlijk, het niemand-veilig-argument is ontzettend goed bedoeld. Maar verhult wat centraal zou moeten staan: arme landen kunnen de coronavaccins niet betalen, waardoor de epidemie daar kan doorgroeien totdat de ziekenhuizen vol liggen, de zuurstof op is, en de mensen langzaam stikken.
Zij hebben die vaccins hard nodig. Dat is reden genoeg.