Ook vroeger waren veel vaders bij de bevalling (en staken ze hun handen uit de mouwen)
Verschenen in Trouw, 24 januari 2021
De Britse mutant en zijn vrienden leggen vrijwel alles stil, maar het nieuwe leven houden ze niet tegen. Ook komende week weer zullen er in Nederland ruim drieduizend baby’s worden geboren. Ongeveer 15 procent daarvan komt thuis ter wereld. Dat zijn er nog maar half zoveel als twintig jaar geleden, maar nog altijd meer dan in elk ander land met toegankelijke ziekenhuiszorg. Daarom is de thuisbevalling deze maand uitgeroepen tot immaterieel Nederlands erfgoed, op voordracht van verloskundigen Tom Kreuning en Veerle Takes en kraamverzorgende Manon Aué. Zij benadrukken dat ze de thuisbevalling willen beschermen, maar niet willen opdringen: ze willen dat vrouwen keuzevrijheid hebben.
Keuzevrijheid en autonomie van de aanstaande moeder keren in elk debat over de geboortezorg terug als belangrijke waarden, meestal samen met een gezonde baby.
Die baby heeft niet alleen een moeder, maar ook een vader. Die wordt in die debatten nauwelijks genoemd. Ook historici hebben hem lang over het hoofd gezien, en hielpen zo mee aan ons beeld van de aanstaande vader die vroeger beneden, buiten of in de kroeg zat te wachten tot het kind gewassen en gekleed aan hem werd gepresenteerd.
Maar zo ging het lang niet altijd. Wie in de historische bronnen duikt, ziet dat vaders regelmatig wel bij geboortes aanwezig waren. In een bevallingsverslag uit de jaren dertig in het Tijdschrift voor Praktische Verloskunde vinden we bijvoorbeeld spoormachinist v.d. K., wiens vrouw in de herfst van 1937 hun achtste kind verwacht. De vorige zeven zijn vlot geboren, maar deze bevalling verloopt moeizamer. Na een nacht weeën komt op zondagochtend 3 oktober de vroedvrouw. Die constateert volledige ontsluiting, maar toch is er tegen lunchtijd nog altijd geen kind. Dus maakt de spoormachinist soep, smeert hij boterhammen, zet hij thee en bakt er een biefstukje bij, zodat de vroedvrouw geen honger hoeft te lijden.
Met een gevulde maag gaat de vroedvrouw op zoek naar nieuwe manieren om het kind naar buiten te krijgen. De man moet weeënversterkende middelen halen en een buurvrouw roepen. “Nu uw schoenen uittrekken en in bed”, zegt de vroedvrouw vervolgens. De man en de buurvrouw moeten elk een been omhoog houden, zodat de vroedvrouw het kind uit de baarmoeder kan helpen. Dat lukt, al duurt het nog wel een uur of twee voordat het kind er is.
Wat we hier zien, is dat vaders niet alleen bij de bevalling waren, maar ook wat déden.
Dokters en vroedvrouwen stelden die hulp meestal op prijs. Sterker nog, sommigen van hen vonden de aanwezigheid van de vader zo belangrijk dat ze bevallen in het ziekenhuis ontmoedigden. Ziekenhuisbevallingen werden in de jaren twintig en dertig steeds populairder bij vrouwen, maar in het ziekenhuis konden hun echtgenoten minder makkelijk bij de bevalling zijn dan thuis. Er waren artsen die dat lekker rustig vonden, maar meerdere medici zagen dat als een probleem – niet omdat ze dan hun soep en bruingebakken biefstuk misliepen, maar omdat de echtgenoten iets konden wat niemand in het ziekenhuis van ze kon overnemen: zich zorgen maken.
De Rotterdamse arts Claudius van Herwerden verwoordde het in 1927 zo, in een debat in het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde: “De aandoenlijke gebeurtenis die wij allen kennen en die door den echtgenoot geheel wordt medegeleefd is veranderd in een ziekenhuisoperatie, waar hij geheel of bijna geheel buiten staat. Het kind wordt hem kant en klaar tehuis gebracht, zonder dat hij er een oogenblik voor ‘in de piepzak’ heeft gezeten.” Thuis zat de echtgenoot wél in de piepzak, en juist die bezorgdheid bracht de aanstaande ouders dichter bij elkaar en maakte van de bevalling een intieme, huiselijke gebeurtenis.
Of ze nu thuis of in het ziekenhuis zijn, wij hebben onze bevallingen nog steeds het liefst intiem en huiselijk. Autonomie en keuzevrijheid van de vrouw zijn daarvoor belangrijk. Maar de vader (dan wel de tweede moeder) is dat ook, al eeuwenlang.
Misschien tijd om ze eens wat meer aandacht te geven.