Kritisch zijn is prima, maar zonder vertrouwen komen we nergens
Verschenen in Trouw, 19 maart 2019
Blijf nieuwsgierig. Blijf kritisch. Zo moeten we ons wapenen tegen nepnieuws, volgens de overheidscampagne die deze week begonnen is. Nieuwsgierig en kritisch, het zal wetenschappers aanspreken, want dat is precies hoe ze zichzelf graag zien. Wij wetenschappers nemen niets zomaar aan, wij gaan zelf op onderzoek uit. Al eeuwenlang.
Neem Andreas Vesalius, een zestiende-eeuwse anatoom. In zijn tijd haalden medische wetenschappers hun kennis vooral uit boeken, in het bijzonder de 1400 jaar oude boeken van de Griekse arts Galenus. Vesalius deed het anders: hij ontleedde dode lichamen om met eigen ogen te zien hoe de mens in elkaar zat.
Vernieuwend. Maar niet volgens Vesalius zelf, die vooral was gaan snijden omdat Galenus dat adviseerde. Vesalius wilde Galenus volgen. Dat bleek ook toen hij het menselijk hart ontleedde: hij zag een dichte wand tussen de twee delen van het hart, terwijl Galenus had beweerd dat er gaatjes in die wand zaten. Vesalius concludeerde niet dat Galenus zich vergist had, maar dat de gaatjes blijkbaar heel klein waren en dus lastig te zien.
Dit stelt veel van mijn studenten teleur. Die gaatjes bestaan niet, en Vesalius had dat toch gewoon kunnen zeggen? Luisteren naar een oude Griekse autoriteit in plaats van je eigen ogen te geloven! Wie doet dat nou? Dan vraag ik waarom ze denken dat de aarde om de zon draait. Zien ze niet elke keer dat ze uit het raam staren precies het tegenovergestelde?
Ja, nou ja, goed, daar heb ik een punt, misschien vertrouwen zij soms ook meer op hun onderwijzers dan op hun ogen, maar wetenschappers, wetenschappers zouden dat niet moeten doen. Wetenschappers zouden, nieuwsgierig en kritisch als ze zijn, zélf moeten moeten uitzoeken hoe het zit.
Maar wie de wetenschapsgeschiedenis bestudeert, ziet dat Vesalius lang de enige wetenschapper niet is die zich door een ander laat vertellen wat hij moet zien.
In 1609 keek de Engelse astronoom Thomas Harriot als een van de eersten door een telescoop naar de maan. Hij tekende wat hij zag: een schijf met vage schaduwen. Daarna las hij een boek van een Italiaanse astronoom, een zekere Galileo Galilei. Die had ook naar de maan gekeken, maar wat anders gezien: kraters.
Toen Harriot het boek uit had, ging hij verder met zijn maanobservaties. En ineens zag hij andere dingen: zijn tekeningen uit 1610 zijn veel gedetailleerder en tonen duidelijk herkenbare kraters. En, u raadt het al, die kraters lijken sprekend op de afbeeldingen uit Galilei’s boek – het waren andere tijden, waarin Britten maar weinig aansporing nodig hadden om een suggestie van het continent op te volgen.
Terecht, denken we nu, want Galilei’s tekeningen worden gezien als de eerste realistische afbeeldingen van de maan. Harriots tekeningen laten zien dat vertrouwen op een autoriteit ook voor wetenschappers goed uit kan pakken. Sterker nog, vaak is vertrouwen beter dan kritiek.
Altijd alles bevragen klinkt mooi in theorie, maar is onwerkbaar in praktijk. Je komt niet verder als je elk resultaat uit het verleden, elke waarneming van iedere collega steeds moet controleren voordat je die mag gebruiken. Als ik in de archieven had moeten natrekken wat eerdere historici over Galenus, Vesalius, Harriot en Galilei hebben geschreven, had ik deze column niet kunnen schrijven. Maar doordat ik mijn collega’s vertrouwde, kon ik hun werk combineren tot iets nieuws. Juist door niet eindeloos kritisch te zijn, maar door elkaar te vertrouwen, komen wetenschappers verder.
En wat voor wetenschappers geldt, geldt ook voor u. Als u elk feit uit deze krant kritisch en nieuwsgierig natrekt, krijgt u hem nooit uit. Dat doet u dan ook niet. U vertrouwt de krant, en houdt daardoor tijd over om vanmiddag kantinedienst te draaien op de voetbalclub, vanavond een hoofdstuk te lezen in de nieuwe Buwalda, en morgenochtend stil te staan bij wat werkelijk belangrijk is in het leven. Het duiden van de wereld om ons heen is een van die dingen. Nieuwsgierigheid en kritische zin komen daarbij ongetwijfeld van pas. Maar dan moeten ze wel begrensd worden door vertrouwen. Wie anderen durft te volgen, komt samen verder dan alleen.