De universiteiten moeten zich kapot schamen
Verschenen in Trouw, 21 mei 2022
Massavacatures zijn het, de twee advertenties die het departement mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam eerder deze week plaatste. Het departement zoekt voor komend collegejaar nog zo’n vijftien à twintig docenten. Die docenten moeten meerdere cursussen kunnen geven, studenten mentoren, onderwijs ontwikkelen en scripties begeleiden. Daarvoor krijgen ze een tijdelijke aanstelling van twee jaar, voor hooguit 27 uur per week. Welkom in de wereld van de tijdelijke docent, de werknemer die het hoger onderwijs in de geesteswetenschappen en sociale wetenschappen draaiende houdt in ruil voor, tja, vrij weinig — in ieder geval geen vast contract, en ook geen voltijdsaanstelling.
De hoop was dat de positie van die tijdelijke docenten verbeterd zou worden in de nieuwe cao. Helaas. Vakbonden en koepelorganisatie Universiteiten van Nederland bereikten vorige week een onderhandelingsakkoord voor de nieuwe cao, en hun afspraken over tijdelijke docenten zijn teleurstellend. Er wordt weliswaar “onderkend dat er behoefte is aan een helder loopbaanperspectief voor docenten dat recht doet aan hun bijdrage aan de universitaire sector”, maar die onderkenning leidt tot niets. Of nu ja, niets, er komt een onderzoek. Bonden en werkgevers gaan samen kijken naar de mogelijkheden voor meer vaste contracten. Dat doen ze op basis van “een analyse van gegevens” (welke gegevens blijft onvermeld) en de uitkomsten nemen ze mee bij de volgende cao-onderhandelingen.
Met veel goede wil zou je dit als een stap in de goede richting kunnen zien, zoals je ook het naar eigen inzicht wissen van overheidscommunicatie bewonderend als ‘realtime archivering’ kunt omschrijven. Met minder goede wil maar wellicht meer realisme zou je zeggen: onwil.
Onderzoek doe je als je meer informatie nodig hebt. Maar over tijdelijke docenten hebben we informatie genoeg. We weten hoeveel het er zijn, en waar ze zitten. Het Rathenau Instituut publiceerde er eind vorig jaar nog een factsheet over. Daaruit bleek dat het aandeel tijdelijke docenten sterk wisselt per universiteit. Bij sommige universiteiten is 30 procent van de mensen met een volledige onderwijsaanstelling in tijdelijke dienst, bij andere 90 procent. In het algemeen geldt: Nederlandse universiteiten gebruiken vaker tijdelijke contracten dan buitenlandse universiteiten.
We weten dat die grote hoeveelheid tijdelijke contracten schadelijk zijn voor het welzijn van de werknemers zelf, voor de onderwijskwaliteit, voor de sociale veiligheid en voor de werkdruk van zowel tijdelijke als vaste staf. Als de onderhandelaars die kennis niet paraat hadden, hadden ze het Rathenau Instituut om hulp kunnen vragen, of de actiegroepen Casual Academy en 0.7, die ongetwijfeld met liefde geholpen hadden. Meer onderzoek voegt weinig toe; het vertraagt alleen maar.
Dat vindt ook Geert ten Dam, voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zij stelde eerdere deze week dat het cao-akkoord tekortschiet. De UvA wil nog voor de zomer nieuw beleid vaststellen om de positie van tijdelijke docenten sneller te verbeteren. Docenten moeten eerder een vast contract krijgen, en tijdelijke contracten moeten een langere looptijd en grotere omvang krijgen — dus geen aanstelling van drie dagen in de week voor twee jaar, maar vier jaar (bijna) voltijds.
Goed nieuws voor de sloot aan tijdelijke docenten die Ten Dams ondergeschikten bij mediastudies gaan aanstellen, lijkt me. Wellicht gloort er voor hen dankzij deze plannen toch een vast contract aan het einde van hun tweejarig dienstverband.
Ook aan andere universiteiten zijn her en der hoopvolle ontwikkelingen te ontwaren — er zijn heus bestuurders die inzien dat het zo niet langer kan. Dit zou dan ook een uitstekend moment zijn voor koepelorganisatie Universiteiten van Nederland om leiderschap te tonen en in de cao op te nemen dat aan álle universiteiten bij structureel werk een vast contract hoort. In plaats daarvan komen ze niet verder dan: meer onderzoek. Als ik namens de Universiteiten van Nederland aan de cao-tafel zat, zou ik me kapot schamen.