De schrik van wetenschappers lijkt me een goed teken: blijkbaar verandert er echt iets
Verschenen in Trouw, 12 februari 2022
Ik zat fout. Vorige maand schreef ik hier dat mijn directe collega’s en ik pas hoogleraar konden worden als er een plek vrij kwam, en dat er dan ook nog hooguit één van ons die plek kon bezetten. Dat was te kort door de bocht.
Een collega wees me erop dat ik in algemene zin een punt had, maar dat het bij onze faculteit tegenwoordig eenvoudiger is om hoogleraar te worden dan ik suggereerde.
Wie denkt aan de voorwaarden te voldoen, kan een aanvraag indienen, die vervolgens beoordeeld wordt — en die beoordeling, bezwoer mijn collega, staat tegenwoordig toch echt los van de vraag of er ‘plek’ is.
Dat is nog niet overal zo, maar dat is wellicht een kwestie van tijd (en geld, want hoogleraren zijn duurder dan niet-hoogleraren). Een flexibeler benoemingsbeleid voor hoogleraren past bij allerlei andere veranderingen die op dit moment plaatsvinden bij de universiteiten.
De universiteiten denken na over betere manieren om wetenschappers te beoordelen — of, zoals ze dat zelf noemen, te erkennen en te waarderen.
Tot voor kort was ons beoordelingssysteem (ongenuanceerd) samen te vatten als: hoe meer publicaties in toptijdschriften hoe beter, en bonuspunten als die publicaties vaak door andere wetenschappers geciteerd worden.
Dat systeem heeft twee problemen: veel publiceren is niet hetzelfde als goed onderzoek doen, en wetenschap is meer dan onderzoek. Dus willen universiteiten nu breder kijken — niet alleen naar onderzoek, maar ook naar onderwijs en bestuurlijke taken. En wanneer ze wél onderzoek beoordelen, proberen ze daarvoor zinvollere criteria te vinden.
Mijn eigen universiteit, de Universiteit Utrecht, pakt behoorlijk door met dit nieuwe erkennen en waarderen. Tot vreugde van velen, en tot ongenoegen van een enkeling. Meeste prominente enkeling: Hans Clevers, tophoogleraar in Utrecht, oud-president van de Koninklijke Nederlandse Akademie der Wetenschappen, en binnenkort hoofd onderzoek en ontwikkeling bij farmaciebedrijf Roche.
Sinds eind vorig jaar uit Clevers regelmatig zijn zorgen over veranderingen aan de Nederlandse universiteiten — hij maakte er speciaal een Nederlandstalig twitteraccount voor aan. Een van zijn klachten: dat zijn eigen universiteit geen kwantitatieve indicatoren meer wil gebruiken om onderzoekers te beoordelen.
Dat klopt niet. Wat wel klopt, is dat ze minder willen tellen dan Clevers graag zou zien. Voor Clevers is het simpel, blijkt uit een interview in het Utrechtse universiteitsblad: “Net als een autoverkoper wordt afgerekend op het aantal auto’s dat hij heeft verkocht, moet je onderzoekers ook kunnen afrekenen op de ontdekkingen die zij doen.” En dus moeten we publicaties tellen.
Maar als ik een auto koop, wil ik geen verkoper met hoge verkoopcijfers, maar een met goede auto’s. Zo is het ook met wetenschap: je wilt iemand die goed onderzoek doet, niet iemand die handig is met het wegzetten van artikelen.
Natuurlijk kan iemand die veel publiceert best een goede wetenschapper zijn — Clevers lijkt me daar een voorbeeld van — maar het hoeft niet. Alleen publicaties tellen zegt dus niet zoveel. Daarom zoeken we nu nieuwe beoordelingscriteria, sommige in cijfers, andere in woorden.
Je zou zeggen: daar kan niemand tegen zijn. Maar voor wetenschappers die groot geworden zijn in het oude systeem, is het blijkbaar toch schrikken. Die schrik lijkt me een goed teken: blijkbaar verandert er echt iets.
Maar we zijn er nog niet. Ja, de beoordeling van wetenschappers verbetert. Maar we zitten nog steeds met een onwenselijke hiërarchische verhouding tussen de hoogleraren en de niet-hoogleraren.
Die hiërarchie komt zichtbaar tot uiting in de toga, die alleen hoogleraren mogen dragen. De toga versterkt die hiërarchie ook: elke academische plechtigheid wordt zo weer benadrukt dat hoogleraren echt anders zijn dan de rest.
Gelukkig is er inmiddels zoveel goede wil aan de universiteiten dat ook dit vast snel verandert. De vraag is wélke universiteit als eerste de hele promotiecommissie een toga durft aan te trekken. Ik ken wel een universiteit die er het lef voor heeft: de Universiteit Utrecht.