Cijfers vertellen het halve verhaal, we hebben woorden nodig in het coronabeleid
Verschenen in Trouw, 30 januari 2022
Het schoot me deze week na jaren weer te binnen. Een veertiende-eeuws citaat, ooit toegestuurd door een collega met wie ik een stuk schreef over kwantitatieve geschiedschrijving.
Het citaat kwam van Petrarca: ‘Je weet dat de gedragingen van mensen, de kluwens van het leven en de valstrikken van de wereld zo ingewikkeld zijn dat geen wiskundige ze kan tellen, geen meetkundige ze kan meten en geen sterrenkundige ze kan doordringen, hoewel zij die er zich met open ogen tussendoor bewegen voelen hoe de zaken liggen.’
Zouden ze bij het Sociaal en Cultureel Planbureau ook Petrarca lezen? Het planbureau stuurde deze week samen met de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving een adviesbrief naar de premier over een beter coronabeleid. Ik had er gemengde gevoelens bij.
Ze pleiten voor een langetermijnvisie, transparantie, inzicht in achterliggende waardeafwegingen – allemaal uitstekend. Ook willen ze bredere kennis. Terecht, want het kabinet leunt nu te veel op medische experts. Dat betekent overigens niet dat, zoals je nogal eens hoort, de bestrijding van het virus altijd voorrang krijgt. Kustaw Bessems beschreef vorige week nog in zijn Volkskrant-column hoe die medische experts juist voortdurend allerlei andere zaken meewegen – het probleem is dat ze dat doen zonder kennis van die zaken.
Tijd dus om mensen met die kennis (sociologen, ethici, pedagogen, gedragswetenschappers, economen, misschien zelfs historici) er daadwerkelijk op een gelijkwaardige manier bij te betrekken. De adviesbrief suggereert om hun inzichten vervolgens uit te drukken in ‘een maatschappelijk equivalent van de R-waarde’: een lijst getallen die ons vertelt hoe het met de samenleving is.
Maar, en hier dacht ik aan Petrarca, dat kunnen getallen niet. Niet alleen, althans; ze hebben woorden nodig. Helaas lijken woorden in het huidige coronabeleid ondergeschikt aan cijfers. Het kabinet stuurt vooral op wat geteld kan worden: van ziekenhuisbed tot luchtvaarteuro.
Zo sneeuwt van alles onder. Neem long covid. Sommige coronapatiënten houden langdurig klachten. Hoelang weten we niet. Hoe vaak dat gebeurt weten we ook niet. De klachten variëren nogal, waardoor medici het lastig vinden om de ziekte te definiëren, wat het onduidelijk maakt wie er meetelt. De patiënten zijn ook lastig te vinden: als ze zich niet zelf melden, kun je ze niet tellen. Wie in de eerste golf ziek werd, is vaak niet officieel getest, en telt daarom soms niet mee. Long-covidpatiënten zijn lastig in getallen te vangen, en daardoor op de powerpointslides van Jaap van Dissel minder zichtbaar dan de acute patiënten op de ic.
Maar ze zijn er wel – zie bijvoorbeeld het verhaal van ambulanceverpleegkundige Ben van Omme, die vorige week in Trouw vertelde dat hij twee jaar na zijn besmetting door ‘hersenmist’ nog nauwelijks een pagina in de Libelle kan uitlezen. Van Omme is als long-covid-patiënt lastig te tellen, maar dat maakt zijn aandoening niet minder echt, of minder relevant. Toch lijkt long covid nauwelijks een rol te spelen in de afwegingen van het kabinet.
Eind vorig jaar beschreef Martijn Leisink, docent op een middelbare school, op Twitter hoe sommige leerlingen uitvluchten bedachten als hun vrienden even naar de McDonald’s liepen. Die leerlingen hadden geen coronatoegangsbewijs, want ongevaccineerd, en testen voor toegang is geen realistische optie voor horecahangen in een tussenuur.
De eenzaamheid van een puber die elke week een ander smoesje moet verzinnen om niet te hoeven vertellen dat ze geen QR-code heeft. Geen grafiek kan die eenzaamheid overbrengen, maar iedereen die zich, zoals Leisink, met open ogen tussen de scholieren door beweegt, voelt hoe de zaken liggen, en kan erover vertellen. Die verhalen moeten onderdeel zijn van de beleidsdiscussies over het coronatoegangsbewijs. Ze hebben meer van doen met de kern van de zaak dan de percentages uit het rapport van de TU Delft, zelfs als die percentages wel correct geciteerd worden.
Ja, we hebben een bredere blik nodig. Maar dat kan alleen als we ook ánders kijken: met minder cijfers, en meer woorden.