Het Nederlands van Bruins, dat wil ik van mijn levensdagen niet spreken

Verschenen in Trouw, 19 oktober 2024

Stel, je bent minister van Onderwijs en je stuurt een persbericht uit over je wetsvoorstel over taalbeleid en internationalisering in het hoger onderwijs. Wat voor kop zet je daar boven?

De vorige minister, Robbert Dijkgraaf, koos in april 2023 voor ‘Maatregelen om komst internationale studenten beter te beheersen en sturen’. In december dat jaar kwam hij met ‘Kabinet zet volgende stap bij balans in internationalisering hoger onderwijs’. En afgelopen mei was het: ‘Sturen op gebalanceerde internationalisering hogescholen en universiteiten’. Ergens tussen persbericht één en twee kreeg een ambtenaar de inval ‘balans’, maar afgezien daarvan is het drie keer min of meer hetzelfde.

De huidige minister, Eppo Bruins, doet het anders. Begin deze week schreef hij een Kamerbrief over zijn plannen met Dijkgraafs wetsvoorstel. Er ging ook een persbericht uit. De kop: ‘Kabinet maakt Nederlandse taal de norm en beperkt studiemigratie’.

Weg balans. Bruins’ plannen zijn dan ook minder gebalanceerd dan die van Dijkgraaf; Bruins wil strengere regels over wanneer onderwijs in het Engels gegeven mag worden dan Dijkgraaf.

Het verschil blijkt ook uit de eerste zinnen. Dijkgraaf begon in mei al in zin één over de voordelen van internationalisering. De eerste zin van Bruins, deze week: ‘Minister Bruins wil de Nederlandse taal weer de norm laten zijn op hogescholen en universiteiten’.

Let op dat ‘weer’, dat is geen toeval: Bruins gebruikte het ook in zijn tweet over het wetsvoorstel. Bruins suggereert dat Nederlands aan de universiteit niet nieuw is, maar dat we teruggaan naar vroeger, ach vroeger, toen alles beter was, toen Nederland nog Nederland was, veilig, achter de dijken, rustig, homogeen, een land waar we allemaal, zelfs aan de universiteiten, gewoon Nederlands spraken. Het is het soort nostalgie waar dit kabinet op drijft.

Dat Nederland heeft nooit bestaan, maar dat deert het kabinet weinig. We moeten ernaar terug, en dat betekent dat alles wat volgens het kabinet niet Nederlands is, weg moet. Het Engels aan de universiteiten, bijvoorbeeld. En aan de hogescholen, volgens Bruins, maar daar is vrijwel al het onderwijs al in het Nederlands – maar goed, dat is weer zo’n detail dat dit kabinet weinig deert. Het Engels moet weg, of het er nu is of niet.

En niet alleen het Engels, ook zij die het spreken. Want wat lezen we in het tweede deel van de kop van het persbericht? Dat het kabinet ‘studiemigratie beperkt’. Dat is blijkbaar wat de minister aan de buitenwereld wil laten weten: kijk mij, ik zorg dat er minder migranten dit land binnenkomen.

Toegegeven, Bruins zegt verderop dat hij ook ‘de blijfkans van internationaal talent’ wil vergroten. Het Nederlands als norm moet daarbij helpen, want zo leren internationale studenten sneller de taal, wat het makkelijker maakt te blijven. Ik zou zeggen: ook als je de taal spreekt zou je als internationaal talent wel gek zijn om te blijven in een land waar alles van waarde weerloos wegbezuinigd wordt, maar goed, het is ook niet écht de bedoeling om internationaal talent aan te trekken.

Kijk maar naar het geld. Universiteiten krijgen per student betaald. Het kabinet heeft nu al bepaald dat het totaalbedrag omlaag kan, omdat het erop rekent dat er minder internationale studenten komen. Stel nu dat al dat internationale talent doet wat Bruins zegt dat ze moeten doen, namelijk Nederlands leren, en dan toch komt? Maakt niet uit, zegt Bruins, dan betaalt het kabinet gewoon niet voor die studenten.

De ironie is: ik zou graag zien dat er aan de universiteit meer Nederlands gesproken wordt. Ik denk dat de universiteit dan meer voor de samenleving kan betekenen. Maar ik durf dat nauwelijks nog hardop te zeggen, want straks schaart iemand mij in het kamp van de minister.

Terwijl, het Nederlands van Bruins, dat wil ik van mijn levensdagen niet spreken.