Het wordt tijd om de balans te zoeken tussen Engels en Nederlands als voertaal
Verschenen in Trouw, 24 juni 2023
Totale paniek aan de universiteiten. Vorige week debatteerde de Kamercommissie onderwijs, cultuur en wetenschap met minister Dijkgraaf over internationalisering van het hoger onderwijs. De kranten schreven erover en berichtten onder meer dat Dijkgraaf vond dat bacheloropleidingen in principe Nederlandstalig zouden moeten zijn, met slechts beperkte ruimte voor anderstalige vakken. Een en ander zou bij wet vastgelegd worden, met uiteraard ruimte voor uitzonderingen en maatwerk.
In dat maatwerk is aan de universiteiten vooralsnog weinig vertrouwen. Wat ik in de digitale en fysieke universitaire wandelgangen opving, was dat Engelstalige bachelors verboden werden, dat internationale collega’s hun baan zouden verliezen en dat meerdere opleidingen, of zelfs de Nederlandse wetenschap als geheel, ten onder zouden gaan.
Speciale vermelding verdient de reactie van het Groningse universiteitsbestuur, dat met veel pathetiek en weinig historisch besef liet weten dat Dijkgraafs plan ‘een beperking van onze autonomie zou kunnen betekenen in een mate die we in de afgelopen 409 jaar van ons bestaan nog niet vaak hebben meegemaakt’.
Dat zal wel meevallen, maar strenger dan nu wordt het waarschijnlijk wel. Formeel moet universitair onderwijs nu ook in het Nederlands, maar universiteiten maken grootschalig gebruik van de nogal generieke uitzonderingsgrond in de huidige wet. Daardoor zijn bijna een op de drie bacheloropleidingen en bijna vier op de vijf masteropleidingen in een andere taal, vrijwel altijd Engels.
Engelstalig onderwijs heeft voordelen: het Engels van studenten wordt er beter van, niet-Nederlandstalige wetenschappers kunnen zo ook onderwijs geven en internationale studenten kunnen makkelijker meedraaien – alhoewel de politiek dat laatste inmiddels als nadeel ziet, omdat ze bang is dat Nederlandse studenten in de verdrukking komen tussen steeds meer buitenlandse studenten.
Maar er zijn ook andere, meer fundamentele nadelen. Te veel Engels gaat ten koste van het Nederlands. Dat is een probleem omdat veel studenten later een baan krijgen waarin ze in het Nederlands over hun vak moeten kunnen praten.
Maar het is ook een probleem omdat juist Nederlandstalig onderwijs zorgt, voor, zoals Dijkgraaf het noemt, ‘verbondenheid tussen studenten, docenten en maatschappij’. Dijkgraaf wil daarom niet alleen meer Nederlandstalige bachelors, maar ook verplichte aandacht voor Nederlandstalige taalvaardigheid in alle opleidingen, ook de anderstalige.
Ik geef college in een Engelstalige master, history and philosophy of science. Onze studenten hebben, als ik ze een beetje ken, veel zinnigs te zeggen over hoe taal wetenschap vormt. Ik zou daarom graag Dijkgraafs plannen met ze bespreken.
Maar dat kan niet. De plannen staan in een Kamerbrief, en die brief is in het Nederlands. Als Engelstalige opleiding kunnen wij niet van onze studenten vragen dat ze Nederlands lezen. Waardoor we het niet over Dijkgraafs kamerbrief kunnen hebben, en ook niet over de stikstofcrisis, over de positie van Shell aan de Nederlandse universiteiten, of over welk actueel Nederlands maatschappelijk debat dan ook.
Ik vind dat een groot probleem, waar we aan de universiteit te makkelijk overheen stappen. Terwijl het, denk ik, oplosbaar is zonder meteen de hele masteropleiding Nederlandstalig te maken. We kunnen bijvoorbeeld afspreken dat we ook in Engelstalige opleidingen van studenten vragen dat ze Nederlandse teksten lezen. Om dat praktisch mogelijk te maken, zou je internationale studenten moeten helpen wat Nederlands te leren. Dijkgraafs idee van verplichte aandacht voor taalvaardigheid in alle opleidingen, sluit daar goed bij aan.
Ik ben dan ook voorzichtig hoopvol over die wet. Maar veel is nog onduidelijk, en of het echt een goede wet wordt, hangt af van de precieze uitwerking. Mocht er, zoals de critici vrezen, te weinig ruimte voor het Engels overblijven, dan is dat een probleem. Maar te véél ruimte voor het Engels, en te weinig voor het Nederlands, is ook een probleem, waar te lang te weinig over is gesproken.
Ik ben blij dat dat nu wel gebeurt, en ik hoop dat het ons vanuit de universiteiten lukt constructief aan dat gesprek bij te dragen.