Oude, flauwe babymopjes dankzij de digitalisering
Verschenen in Trouw, 5 november 2022
Het papierloze kantoor is niet aan mij besteed. Essays van studenten, artikelen van collega’s, beleidsnota’s van besturen: alles wat ik toegestuurd krijg, print ik uit. Alleen dan lukt het me de teksten geconcentreerd te lezen, erover na te denken en zinvol commentaar te formuleren. Een of twee dagen in de week thuiswerken betekent voor mij dan ook tassen met ordners en boeken heen en weer sjouwen. Gelukkig vond ik onlangs op kantoor een vergeten Aldi-tas die precies in het kinderzitje op mijn bagagedrager past.
Voor u deze column met een ‘OK boomer’ terzijde schuift (of, waarschijnlijker, wegklikt): ik hou ook van digitaal. En zeker van digitale historische bronnen.
De afgelopen vijftien jaar zijn er grote verzamelingen historische teksten gedigitaliseerd. De website Delpher.nl van de Koninklijke Bibliotheek is daar het bekendste voorbeeld van. Twee miljoen kranten, twaalf miljoen tijdschriftpagina’s, meer dan 900.000 boeken en anderhalf miljoen uitgetypte radiobulletins. Mocht u er nooit geweest zijn, gaat u vooral eens kijken. Tik uw achternaam in, de straat waar u woont, uw favoriete historische gebeurtenis, en grasduin door wat er bovenkomt. Uren plezier zonder dat u er de deur voor uit hoeft.
Mijn beste vondst van afgelopen week is een mop over twee baby’s, uit een krant uit 1898. De eerste baby zegt “Ik zou niet graag een zuigeling in de Noordpoolstreek willen zijn”. De tweede baby vraagt waarom. Waarop de eerste baby antwoordt: “De nachten duren daar zes maanden, en ik geloof niet dat ik zoo lang zonder ophouden zou kunnen schreeuwen”.
Hoogstaande humor zou ik het niet durven noemen, maar gezellig vond ik het wel, dat mensen eind negentiende eeuw ook al flauwe grapjes maakten over huilende baby’s. Niet alles was vroeger anders.
Ik was eigenlijk aan het uitzoeken hoelang het woord ‘baby’ al gangbaar was in Nederland, maar nu veranderde mijn onderzoeksdoel in ‘meer babymopjes vinden’. Die waren er. Bijvoorbeeld deze, afgedrukt in een zaterdagkrant uit 1914. Twee jonge ouders gingen scheiden. Bij het uitspreken van een scheiding kreeg de moeder de baby toegewezen, maar toen ze de rechtbank uitkwamen, zei de moeder tegen de vader dat ze baby de helft van de tijd aan hem wilde geven. ‘Goed!’, Riep de vader verheugd, ‘dat is goed!’ ‘Ja’, hernam zijn echtgenoote kalm, ‘jij mag hem ‘s nachts hebben’.
Voor de digitaliseringsgolf was het vinden van dergelijke dijenkletsers in kranten een onmogelijke opgave. Kranten zijn fantastische bronnen voor historische onderzoek, ze bespreken allerlei onderwerpen en bereikten, zeker vanaf eind negentiende eeuw, een breed publiek. Maar ze zijn wel lastig te doorzoeken. Het zijn er heel veel, en er zit geen systeem in — althans, geen systeem waar je iets aan hebt, als je, bijvoorbeeld, wilt weten hoe er tussen 1918 en 1939 gedacht werd over plastische chirurgie.
Met papieren kranten kun je dat alleen onderzoeken als je ze allemaal doorbladert om de relevante artikelen te vinden. Maar in de nieuwe digitale krantenarchieven hoef je de kranten niet afzonderlijk door te kijken, maar kun je ze allemaal tegelijk doorzoeken. Daarbij moet je dan wel de juiste zoekwoorden kiezen, wat minder makkelijk is dan het lijkt.
Als je bijvoorbeeld alleen ‘plastische chirurgie’ intikt, mis je alle artikelen waarin die term niet voorkomt, maar waarin wel geschreven wordt over ‘herstel van verminkingen’, ‘schoonheidsoperaties’, ‘aangezichtschirurgie’ en ‘oorverkleiningen’. Voor het leesplezier maakt dat niet uit, voor de wetenschappelijke waarde van het onderzoek wel.
Maar wie haar zoekwoorden zorgvuldig kiest, vindt in digitale archieven een heel nieuw venster op de geschiedenis. Door dat venster kan de historica de belangrijkste onderwerpen in het publieke debat blootleggen, thema’s door de tijd volgen en zo de ontwikkeling van onze samenleving beter begrijpen.
Of ze kan natuurlijk gewoon flauwe babymopjes verzamelen.