Het gedrag van de gastheer is net zo cruciaal als dat van het virus
Verschenen in Trouw, 23 april 2022
Over de langetermijnstrategie Covid-19, waar het kabinet begin deze maand mee kwam, is veel te zeggen, en weinig daarvan is positief. Alleen iemand gezegend met een Hugo de Jongiaans-optimisme kan er daadwerkelijk een strategie in zien; voor de rest van ons leest het als een combinatie van wensdenken, afschuiven en vaag houden.
De centrale vragen – hoe beschermen we de kwetsbaren, hoe houden we de zorg toegankelijk? – worden op de lange baan geschoven. Waarom zou je in april regelen wat je, als het virus een beetje meewerkt, ook tot september kunt uitstellen? En waarom zou je zelf doen wat je ook kunt afschuiven? Voorkomen van besmettingen wordt de eigen verantwoordelijkheid van de burger – een schijnoplossing die, zoals ik hier vorige keer al schreef, de gezondheidskloof tussen arm en rijk verder vergroot.
Een van de meer concrete plannen in het stuk is het ‘maatschappelijke impact team (MIT)’. Stelt u zich ook weer niet te veel voor bij ‘meer concreet’: het kabinet weet bijvoorbeeld nog niet of het MIT er ook daadwerkelijk komt. Wel zeker is dat áls het er komt, het MIT helemaal los van het OMT moet staan. Het OMT geeft dan advies over de ‘epidemiologische impact’ van maatregelen, het MIT over de ‘maatschappelijke impact’. Oftewel: als het OMT een schoolsluiting adviseert om het aantal besmettingen te verlagen, kan het MIT daaraan toevoegen dat die schoolsluiting wel zorgt voor groeiende kansongelijkheid in het onderwijs.
Op zichzelf kan het natuurlijk geen kwaad dat het kabinet zich ook eens laat adviseren over de sociaal-maatschappelijke consequenties van voorgestelde maatregelen. De aangewezen adviseurs daarvoor lijken me sociale wetenschappers. Het probleem met het MIT is dat het de sociale wetenschappers naast het OMT zet, in plaats van erin.
Dat lijkt misschien logisch als je denkt dat sociale wetenschappers alleen iets te zeggen hebben over de maatschappelijke impact van coronamaatregelen. Maar – en dit lijkt het kabinet maar niet te kunnen begrijpen – sociale wetenschappers zijn óók essentieel voor de epidemiologische impact. Wie een OMT vult met uitsluitend medici, snapt niet dat het gedrag van de gastheer net zo cruciaal is voor het verloop van een epidemie als de eigenschappen van het virus.
In andere landen is dat besef al enige tijd ingedaald. Hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp, die in Denemarken woont en werkt, en een tijdje in het Deense OMT zat, legde in februari aan NRC Handelsblad uit hoe ze het in Denemarken aanpakken: “Na de eerste golf bleek het allemaal niet zo ingewikkeld te liggen. Als het aantal besmettingen stijgt, neem je maatregelen om het aantal contacten te beperken, en dan daalt het aantal besmettingen weer. De vraag werd vooral welke maatregelen de contacten ver genoeg beperkten, en welke maatregelen lang volgehouden konden worden. Dus was het: Westendorp en een paar andere medici eruit, en sociologen en gedragsdeskundigen erin.”
Hier zitten we nog steeds met een OMT vol medici. Die hebben zich twee jaar lang belangeloos het schompes gewerkt en doen wat ze kunnen — en ze kunnen veel, maar ze weten en begrijpen nu eenmaal minder van menselijk gedrag dan sociale wetenschappers. En dus waren ze regelmatig stomverbaasd als hun adviezen niet werden opgevolgd, zelfs niet als ze die met hoofdletters in hun advies zetten.
Die verbazing leidde dan weer tot sociologie van de koude grond in de traditie van de professoren Fluitsma en Van Tijn: tja, volksaard, wars van betutteling, geen uniform is heilig, schrijf je niet de wetten voor, luisteren ook niet naar hun baas. Nee, dan Duitsers, die doen gewoon wat je zegt.
Dat klinkt misschien sociologisch, maar het is borrelpraat. Schadelijke borrelpraat, ook nog, want je schuift zo alle verantwoordelijkheid naar de burger, terwijl het de overheid is die met effectieve, begrijpelijke en uitvoerbare adviezen moet komen. Daar heb je sociologen en gedragswetenschappers voor nodig, dus, kabinet, zet die nou eindelijk waar ze horen: in het OMT.