Het is een misverstand te denken dat artsen kunnen bepalen welke levens gered moeten worden
Verschenen in Trouw, 9 januari 2021
Lange tijd begreep Simone de Beauvoir niet dat iemand oprecht verdrietig kon zijn om het verlies van een vader, moeder of grootouder van boven de zeventig. Zo iemand was toch op de leeftijd om te sterven? En toen overleed haar eigen, oude moeder en was De Beauvoir zeer aangedaan. Ze schreef erover in Une mort très douce en concludeerde: ‘Alle mensen zijn sterfelijk, maar voor ieder mens is zijn eigen dood een ongeval en, zelfs als hij het weet en er niet tegen protesteert, een ongehoorde daad van geweld.’
Ik dacht aan De Beauvoir, omdat ik me afvroeg of leeftijd een rol zou mogen spelen als de ic-bedden op zijn en we moeten kiezen wie er wel een bed mag en wie niet.
Artsenfederatie KNMG en de Federatie Medisch Specialisten hebben een draaiboek gemaakt voor artsen die moeten kiezen welke patiënt een bed krijgt. Het bijbehorende stroomschema begint met criteria als overlevingskans en de vermoedelijke duur van het verblijf op de ic. Maar in het – onwaarschijnlijke – geval dat met die criteria geen onderscheid te maken valt en op basis van leeftijd wel, willen de artsen jongere generaties voorrang geven. Zorgminister Tamara van Ark vindt dat onrechtvaardig en wil selectie op basis van leeftijd verbieden.
De Tweede Kamer ziet dat verbod niet zitten. In het debat afgelopen dinsdag vroeg een Kamermeerderheid haar het draaiboek te volgen en leeftijd wel een rol te laten spelen.
Daar is iets voor te zeggen. Maar wát de Kamerleden ervoor zeiden, verbaasde me.
Gert-Jan Segers van de ChristenUnie vroeg zich af of wetgeving nodig was, omdat de sector zelf al zo uitgebreid had nagedacht over het dilemma. Klaas Dijkhoff (VVD) liet weten ernaar te neigen ‘de mensen die straks aan het bed staan te volgen in hun keuze’. En Rob Jetten (D66) stelde: “Wij vertrouwen erop dat de artsen doen wat het beste is. Zij hebben dan ook geen aanpassing van de wet nodig die een politieke voorkeur voorschrijft op hun vakterrein.”
Dat klinkt misschien als ‘ruimte geven aan professionals’, maar ik zie het als weglopen voor je verantwoordelijkheid, door artsen deskundigheid toe te dichten die ze niet hebben.
Beslissen wiens dood het minst erg is, is niet het vakterrein van artsen. Het behandelen van ziekte, dát is hun vakterrein. Hoe de alvleesklier werkt, wat de overlevingskans is na een tweede hartaanval, hoe je iemand met Covid-19 behandelt: die vragen kun je artsen stellen. Maar wiens leven het ‘t meest waard is om gered te worden, daar weten artsen net zoveel van als u en ik.
Het verschil is dat artsen over de kennis en de technologie beschikken om die levens ook daadwerkelijk te redden. Dat leidde deze week, zoals wel vaker, tot het misverstand dat zij ook het best kunnen bepalen voor wie ze die kennis en technologie inzetten. Een beetje alsof je het natuurkundig genootschap het koffertje met nucleaire codes geeft, omdat zijn leden de enigen zijn die weten hoe je een atoombom moet maken.
Artsen zelf weten dat hun expertise grenzen kent: ze hebben bij het opstellen van het draaiboek hulp gevraagd van hoogleraren ethiek. Die kunnen goed analyseren welke morele principes en problemen in lastige situaties een rol spelen. Maar dat betekent niet dat ze ons ook met zekerheid kunnen vertellen wat in die situaties juist is.
Dat kan niemand. De vraag welk leven gered moet worden, is geen vraag voor de wetenschap. Het is geen vraag met een objectief, waar antwoord, maar een onmogelijk dilemma dat we niet mogen afschuiven op artsen en ethici, maar waar we als samenleving over moeten nadenken.
Leven en dood zijn niet van de medische wetenschap, maar van ons allemaal.