Vergeet niet: mannelijke en witte vakhistorici zijn ook bevooroordeeld
Verschenen in Trouw, 22 juni 2019
Je komt nog eens ergens als historicus. Bijvoorbeeld op een bedrijventerrein in Arnhem, waar ik afgelopen week het Gelders Archief bezocht.
Echt gezellig was het niet, tussen de Kwikfit en de firma Wijcks Afbouwmaterialen. Maar het zicht over de Rijn was weids, en ik vermoed dat het een goedkope plek is om dertig kilometer archiefdozen te bewaren. Wellicht was de koffie uit de automaat daarom gratis.
Daar sprak ik een andere archiefbezoekster, die op zoek bleek naar een negentiende-eeuwse voorouder. Samen met haar man schreef ze een familiegeschiedenis, ooit begonnen omdat haar destijds zwangere schoondochter had gevraagd naar familieverhalen. Het is waar geschiedenis volgens mij voor bedoeld is: begrijpen waar je vandaan komt. Op kleine schaal, door je familiegeschiedenis uit te zoeken. En op grotere schaal, door te leren over de geschiedenis van je samenleving. Het verschil: bij een familiegeschiedenis kun je wellicht elke oudoom bespreken, maar bij een samenleving moet je keuzes maken.
Een samenleving is te groot om alles te vertellen. De Canon van Nederland is zo’n keuze, bedoeld voor het basisonderwijs. Die canon wordt nu op verzoek van minister Van Engelshoven herijkt. Zij heeft de herijkingscommissie gevraagd om ‘evenwichtige aandacht voor verschillende groepen in de samenleving’.
Politisering van de geschiedenis! Geschiedvervalsing! Kritiek alom. Het Reformatorisch Dagblad schreef dat je wel meer vrouwen in de canon kunt willen, maar dat het ‘nu eenmaal vooral de mannen waren die in het verleden op de kruispunten van de geschiedenis stonden’. Frits van Oostrom, voorzitter van de vorige canoncommissie, zei in de Volkskrant dat het goed was als ‘mensen met een andere achtergrond’ zichzelf konden herkennen in de canon. “Maar geschiedenis is ook inleven in een ander en een andere tijd. Het is niet alleen maar op zoek gaan naar jezelf in het verleden.”
Helemaal mee eens. Maar het lukt niemand, ook de vakhistoricus niet, om zichzelf helemaal los te laten bij de bestudering van het verleden. Daardoor vind je meestal net wat sneller jezelf en je eigen standpunten in het verleden dan die van de ander.
Zie het Reformatorisch Dagblad, dat triomfantelijk beweerde dat de man Henrik Pieter Marchant verantwoordelijk was voor de invoering van het actief vrouwenkiesrecht. Ja, het was Marchant die het uiteindelijke wetsvoorstel indiende, maar je moet wel heel graag mannen centraal stellen om hem de grootste eer toe te kennen, en Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs (nota bene onderdeel van de canon) te negeren. Wellicht had iemand de hoofdredactie moeten verplichten eerst zes minuten naar vrouwelijke kandidaten te zoeken voordat ze een man op dit kruispunt van de geschiedenis mochten zetten.
Van vakhistorici verwacht je dat ze dat uit zichzelf doen, en dat proberen we ook, maar helaas: niets menselijks is ons vreemd. Tot halverwege de twintigste eeuw schreven vooral artsen medische geschiedenis. Hun boeken suggereerden, weinig verrassend, dat artsen de vroegere geneeskundepraktijk bepaalden. In de jaren tachtig, toen steeds meer medisch historici andere achtergronden hadden en zich eerder met patiënten dan met artsen identificeerden, ontstond een heel ander beeld.
Het waren helemaal niet de dokters die de dienst uitmaakten. Er was een medische markt, waar patiënten konden kiezen uit verschillende zorgverleners en de universitaire artsen het regelmatig verloren van chirurgijns, bemoeizuchtige buurvrouwen en rondreizende tandentrekkers. Patiënten hadden macht, een waardevol inzicht.
Ander voorbeeld: toen vrijwel alle historici mannen waren, ging geschiedenis vooral over mannen. In de jaren zeventig gingen jonge vrouwelijke historici bewust op zoek naar vrouwen en bleek ineens dat we een heel deel van het verleden over het hoofd hadden gezien.
Dat was activisme, maar dat maakte het nog geen slechte geschiedenis. Vrouwen of mensen van kleur zijn vast bevooroordeeld, maar mannen en witte mensen zijn dat ook. Dat vergeten we vaak, omdat ze met zoveel zijn, waardoor hun perspectief al snel een objectieve standaard lijkt.
Daarom ben ik blij dat Van Engelshoven de herijkingscommissie expliciet vraagt ook te letten op andere groepen. Zo helpt ze de commissieleden te voorkomen dat dominante groepen in het heden oververtegenwoordigd raken in het verleden.