Komkommer zou helpen tegen corona, zo lust ik er nog wel één
Verschenen in Trouw, 19 september 2020
Moedeloos door de stijgende coronacijfers en de vastgelopen teststraten? Zet vanavond groenekoolrolletjes met komkommersalade op tafel, dan verkleint u in ieder geval de kans dat u zelf corona oploopt.
Althans, dat las ik. En niet in de nieuwste Instagrampost van Doutzen Kroes, maar in een wetenschappelijke studie. De onderzoekers namen bestaande cijfers over groenteconsumptie in Europa, zetten die cijfers af tegen de coronasterfte, en zagen dat in landen waar relatief veel kool en komkommer gegeten wordt, minder coronadoden zijn. En dus, suggereren ze, zou het zomaar kunnen dat die groentes ons kunnen beschermen tegen corona.
Zo lust u er nog wel één? Dat kan. Geef mij wat cijfers over de consumptie van Nederlandse streekspecialiteiten (er zal in een kelder op het Meertens Instituut wel iemand zitten die dat turft), dan toon ik u dat vlaai en worstenbroodjes de kans op sterfte aan corona vergroten, terwijl oranjekoek en suikerbrood die juist verlagen.
Dat slaat natuurlijk nergens op, hier gaat iets mis rond correlatie en causaliteit, maar dat geldt voor die groentes ook. En toch leek het de onderzoekers de moeite van het opschrijven waard.
Ik hoop dat het een grap is, bedoeld als kritiek op het bedroevende niveau van veel corona-studies. Maar dan verwacht je iets absurders, iets als een onderzoek dat bewijst dat dineren met afwisselend instantnoedels dan wel pasta van een goedkoop merk met spinazie-boursin-prut de kans vergroot op een vorm van corona die zelden tot ziekenhuisopname leidt, terwijl een dieet dat voornamelijk bestaat uit danoontjes, mandarijnen en rozijntjes weliswaar corona voorkomt, maar ook leidt tot een eindeloze stroom daarvan niet te onderscheiden snotneuzen.
Nee, die onderzoekers zullen het wel menen. Velen van hen werken in het voedselonderzoek, en zo kan ook hun vakgebied mee op de coronahype. Gelukkig is het artikel een preprint: het is nog niet officieel geaccepteerd door een wetenschappelijk tijdschrift. En wetenschappelijke tijdschriften doen aan kwaliteitscontrole, dus als het goed is, wordt het ook nooit geaccepteerd.
Maar gerust ben ik daar niet op. Woensdag lieten de media ons weten dat Nederlands onderzoek had uitgewezen dat we, na een eerste besmetting, wellicht maar een jaar immuun zijn tegen Sars-CoV-2. En inderdaad, dat schrijven de onderzoekers in Nature Medicine, een keurig blad. Maar: hun onderzoek ging helemaal niet over Sars-CoV-2, maar over de vier andere coronavirussen die we kennen. Misschien gedraagt Sars-CoV-2 zich net zo; misschien niet. Daar komt bij: de onderzoekers hadden maar tien proefpersonen, dus hun resultaten zijn sowieso lastig van toeval te onderscheiden.
Op dit moment zijn er rond de dertig miljoen mensen van wie we zeker weten dat ze besmet zijn geweest met het nieuwe coronavirus. Als je wilt weten hoe het zit met immuniteit tegen dát virus – en wie wil dat niet? –moet je kijken wat er met hén gebeurt. Speculaties gebaseerd op observaties van andere virussen bij een handvol patiënten, voegen weinig toe. En toch publiceert Nature Medicine ze. Waardoor wetenschappers verleid worden tot onderzoek dat ons niet verder helpt.
We zouden ons onderzoeksgeld beter kunnen steken in urgentere vragen. Waarom, bijvoorbeeld, gaan negen van de tien mensen toch boodschappen doen met verkoudheidsklachten? En waarom gaat bijna de helft met klachten naar het werk? Ze weten dat het niet mag, ze steunen de regels, maar ze gaan toch. We moeten weten waarom, zodat we ze kunnen helpen wél thuis te blijven. Hebben ze boodschappenhulp nodig? Geld? Ontslagbescherming? Iemand die ze opbelt voor een praatje? Een hometrainer?
Dat uitzoeken is meer en moeilijker werk dan speculeren op basis van oud materiaal. En het levert, vrees ik, minder publicaties op. Maar, wetenschappers, doe het toch maar, want met komkommers en kolen krijgen we de gaten in de dijk niet dicht.