Competitie veroorzaakt strijd, geen samenwerking
Verschenen in Trouw, 2 maart 2019
Wie meer over mij wil weten, kan terecht op mijn universitaire profielpagina. Daar leest u wat ik onderzoek en onderwijs, en welke verhalen ik daarover geschreven heb. De afgelopen maand hebben 150 mensen zich in mij verdiept. Dat zijn er dubbel zoveel als in december, maar een stuk minder dan in januari, toen er 575 mensen langskwamen. In die maand schreef ik een column over klimaatverandering, waardoor allerlei twitteraars ineens wilden weten wie die Huistra dan wel was dat ze dacht te kunnen zeggen dat we naar klimaatwetenschappers moeten luisteren. Daar ben ik ze dankbaar voor, want mede door die 575 pageviews, zoals dat in goed universitair Nederlands heet, sta ik nu in de top-tien van meest bekeken profielpagina’s in mijn departement. Plaats 7, dus ik kan nog omhoog. Dan moeten er wel anderen omlaag, want zo gaat dat met lijstjes: geen stijgers zonder dalers. Die dalers zijn mijn directe collega’s; de top-drie zit bij mij op de gang.
Ik concurreer wel vaker met de mensen met wie ik samenwerk, want het huidige universitaire systeem drijft op competitie. Neem onderzoeksgeld. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek verdeelt veel van dat geld, en doet dat in competities. Je schrijft een onderzoeksvoorstel, waarvoor je van een commissie een score krijgt tussen de 1 (“excellent”) en de 9 (“ontoereikend”), met twee cijfers achter de komma. Degene met de beste score wint. Drie jaar geleden scoorde ik een 1,75. Daarmee won ik, samen met 157 anderen. Tegelijk verloren er 898 aanvragers. Zij kwamen honderdsten of tienden te kort en kregen niets.
Geld is er nooit genoeg. Dat maakt competitie nog niet onontkoombaar – je zou ook kunnen loten – maar het betekent wel dat er altijd onderzoekers buiten de boot vallen.
Gelukkig hebben we ook grondstoffen die we wél onbeperkt uit kunnen delen. Waardering, bijvoorbeeld. Maar gek genoeg zijn ook daar competities voor. Mijn universiteit reikt elk jaar een onderwijsprijs uit, om goede docenten te waarderen. Als je waardeert met vriendelijke woorden en een bos bloemen, kun je met gemak elk jaar alle goede docenten een pluim geven. Helaas drukt de universiteit waardering uit in geld, 5000 euro om precies te zijn. Geld raakt op, en dus is de onderwijsprijs een wedstrijd geworden. Genomineerde docenten moeten een onderwijsvisie schrijven, cv opstellen, en aanbevelingsbrieven regelen. Studenten leveren evaluaties. Een commissie kiest het beste dossier, en die docent wint. Veel verliezers, veel extra werk, en een onnodige competitie die collega’s verandert in concurrenten.
En dan zijn er nog de competities voor grondstoffen die eindig zijn, maar die eigenlijk niemand zou moeten willen: de eerste plaats in de top-tien van meest bekeken profielpagina’s, bijvoorbeeld. Dat zegt natuurlijk niets. Maar, zo merk ik, als je jarenlang meedoet in een systeem dat draait op competitie, wordt het lastig om niet elk lijstje als een uitdaging te zien.
Competitie zet medewerkers aan tot strijd in plaats van samenwerking. Dat is slecht voor wetenschap en wetenschappers. Als ik hoor dat iemand net als ik onderzoek wil doen naar het euthanasiedebat in de vroege twintigste eeuw, zou ik moeten denken: “Wat fijn dat dit belangrijke onderwerp meer aandacht krijgt.” Maar ik denk: “Oh stik, ik begin pas volgend jaar en nu komt er ineens iemand snel het gras voor mijn voeten wegmaaien, hoe voorkom ik dat?” Die houding stimuleert niet tot kennisdelen, terwijl de geschiedschrijving dat wel nodig heeft. Het maakt de werksfeer er bovendien niet beter op. Continue competitie kweekt vermoeide en vijandige wetenschappers.
Daarom is die competitie één van de drie thema’s in het debat dat actiegroep WOinActie organiseert op donderdag 14 maart, de dag voor de landelijke onderwijsstaking. Hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns (bekend uit Trouw’s filosofisch elftal) debatteert dan met minister Van Engelshoven over de eindeloze competitie aan de universiteit. Robeyns verdiept zich al jaren in de negatieve effecten van die competitie – als iemand de minister kan overtuigen, is zij het.
Ik hoop dat het helpt. Maar voorlopig zitten we nog met die lijstjes. Dus mocht u dit weekend niets te doen hebben: nog 600 pageviews, en ik sta bovenaan.