Sommige onderwerpen vragen om meer woorden
Verschenen in Trouw, 27 april 2019
Deze column moet tussen de 650 en 700 woorden hebben. Meestal kom ik daar mooi mee uit, maar niet alle onderwerpen laten zich even makkelijk in dit formaat duwen. Voor sommige onderwerpen zijn het er te veel. Neem het salaris van mijn baas, de Utrechtse collegevoorzitter Anton Pijpers, bij u wellicht bekend vanwege veelvuldig gebruik van de dienstauto met chauffeur. De krantenartikelen over zijn vervoerskosten noemden vaak ook zijn salaris: bijna 230.000 euro per jaar. Daar kan ik geen 700 woorden over schrijven, want ik kom niet verder dan één vraag: waarom zou een universiteitsbestuurder meer moeten verdienen dan de minister van onderwijs?
Voor andere onderwerpen zijn 700 woorden veel te weinig. Stevo Akkerman schreef afgelopen woensdag in Trouw over de registratie van doodgeboren kinderen. Sinds februari kunnen alle doodgeboren kinderen worden ingeschreven in de basisregistratie personen, ook kinderen die geboren zijn na minder dan 24 weken zwangerschap. Dat betekent dat ook embryo’s en foetussen die geaborteerd zijn, vervolgens als doodgeboren kind kunnen worden ingeschreven, en dat is inmiddels in minstens één geval ook gebeurd. Dat wringt, volgens Akkerman: hoe kan een kind aan de ene kant erkend worden als ‘persoon’, terwijl het aan de andere kant niet beschermd wordt tegen beëindiging van zijn bestaan?
Ik voel de spanning die Akkerman beschrijft, maar anders dan hij, denk ik niet dat het een eigenlijk het ander zou moeten uitsluiten.
Dat hoeft volgens mij alleen als je ervanuit gaat dat alle ongeboren vrucht van minder dan 24 weken oud gelijk zijn. Dat lijkt een vanzelfsprekend uitgangspunt. Soms is dat het ook, bijvoorbeeld voor wetenschappers op zoek naar universele waarheden, zoals je ze veel vindt in de natuur- en levenswetenschappen. Voor een embryoloog geldt: een vrucht van zeven weken is een vrucht van zeven weken – de ene verschilt niet fundamenteel van de andere, biologische afwijkingen daargelaten. En dus, zou je zeggen, zijn ze of allemaal personen, of allemaal geen personen.
Maar het kan ook anders, laat antropologe Linda Layne zien. Layne is een geesteswetenschapper, en die zoeken meestal niet naar universele wetten maar naar contextafhankelijke interpretaties. Daardoor denken ze anders na over, bijvoorbeeld, ongeboren kinderen.
Layne schreef in 2003 een boek over hoe vrouwen omgaan met ongewild verlies van hun zwangerschap. Ze beschrijft hoe de Amerikaanse vrouwen die ze interviewde hun verdriet vaak niet goed kwijt konden; er werd – en wordt – veel gezwegen over verlies van ongeboren kinderen, zeker als dat plaats vindt in de eerste drie maanden van de zwangerschap. Layne vindt dat de feministische beweging zich in zou moeten zetten voor meer openheid over miskramen en het verdriet daarover, maar merkte dat veel Amerikaanse feministen daar huiverig voor waren. Ze vonden het botsen met de strijd voor abortus: als ze erkenden dat vrouwen die een zes weken oud embryo verloren, zich konden voelen alsof hun kind overleden was, gaven ze dan niet toe dat dat embryo eigenlijk een persoon was, en dus beschermd zou moeten worden tegen abortus?
Nee, zegt Layne, want het ene embryo is het andere niet. Wie met een antropologische blik kijkt, ziet dat ‘persoon’ niet iets is wat je bent vanwege je biologische eigenschappen, maar wat je gemaakt wordt door je omgeving. Een ongeboren vrucht wordt een persoon als de ouders ermee praten, alvast een wiegje uitzoeken en een kamertje schilderen – maar niet als de ouders willen dat de vrucht ophoudt met bestaan.
Zo kun je beargumenteren dat sommige foetussen jonger dan 24 weken personen zijn en andere niet, en ook dat zo’n foetus dat op het ene moment wel is, en op het andere moment niet. Dat is geen objectieve beslissing op basis van biologische kenmerken, maar een subjectieve keuze van de ouders, waarbij de moeder soms om praktische redenen het laatste woord heeft. Daarom beslist in Nederland de zwangere vrouw over abortus, en mogen ouders zelf kiezen of ze hun levenloos geboren kind inschrijven of niet.
En daarom vermoed ik dat het laten registreren van een geaborteerde foetus niet noodzakelijk wringt. Maar helemaal zeker weet ik dat niet: want waarom geldt dan vanaf 24 weken, en in veel landen zelfs al eerder, wél dat alle ongeboren vruchten recht op bescherming hebben?
Ik zei het al: voor sommige onderwerpen zijn 700 woorden veel te weinig.